E V O L U T I E

REVOLUTIE

Ik had bijna REVOLUTIE geschreven. Want revoluties, opstanden en oorlogen zijn er altijd geweest, zegt men om zich met de huidige toestand te verzoenen.
Wat ik mu zeg is morgen historie. Uren, dagen, maanden, jaren vlieden als een schaduw heen, zingt het liedje. Maar de mens heeft zich intussen vermenigvuldigd. De schrijfkunst was er al meer dan 8000 jaren geleden. In het parkje Sacre Couer bij mijn huis liggen om de Sawah belanda zeven marmeren platen waarin een verhaal staat gebeiteld over een geschiedenis in Inidië. Ook om ten herinneren dat men heel lang geleden elkaar om het leven bracht, maar toen waren er veel minder mensen en bevochten ze elkaar met pijl en boog, messen en kattenpulten, en nu met bommen, granaten en droons……, u ziet en hoort het op de televisie.
Laten we voor het gemak de wereld 8000 jaar geleden voorstellen: 100.000 mensen, vandaag (21 oktober 2024), moeder zou jarig zijn geweest, zijn er 8 miljard mensen. Leuk voor u even puzzelen hoe het met deze getallen er 10.000 geleden uitzag en hoe het er over 10 jaar uit zal zien. Schrik niet, het lijkt of we dat niet halen.
De mens en al wat leeft evolueert. Er ontbreekt het echter aan dat de evolutietheorie niet rept over het begin van het leven op aarde. Internet vermeldt dat deze wetenschap nog in ontwikkeling verkeert, net zoals men naar planeten zoekt waar ook levende wezens wonen. Zullen we ook een rekensommetje maken
voor de afstanden en de snelheid die men af moet leggen en hoe levende wezens zoals wij die kennen, afhankelijk zijn van zuurstof?
Niettemin geef ik mijn zoon, die zichzelf evolutionist noemt, gelijk dat mensen die in een God geloven geen bewijs hebben dat Hij er is en dat het allemaal bedrog is en dat gelovigen zalvend en neerbuigend doen over gelovigen. De Bijbel bevat vele tegennatuurlijke gebeurtenissen. Dus is er geen discussie en verandering mogelijk.
Tenzij het de enige oplossing is, dat die mens kan doen is ‘geloven’ dat die Persoon de Schepper is van al wat u ziet. Dat die gedachte bestaat is bewijs voldoende. Alleen dan heeft elk mens en dier en al wat leeft een toekomst. De Maker schiep ook de hersenen en de geest daarin.


OPROEP OORLOGEN BEEINDIGEN

OPROEP

De leiders en besturen van elke plaatselijke ZdAdventgemeente en leiders en besturen van alle Landen van de Kerk der ZdAdventisten, 25.000.000 leden in alle landen, en wereldbestuur op om met elkaar contact op te nemen om samen de oorlogvoerende partijen in de wereld te verzoeken de oorlogshandelingen te beëindigen. U dient dan wel een gezamenlijke dag en uur voor te stellen en een leesbevstiging en akkoord te vragen. 

Toelichting
De ZdAdventkerk profileert zich aan de wereld als de Chrstelijke kerk die zich aan de tien geboden Gods wil houden en het geloof in God en Christus.
Daarom wil zij in het bijzonder uw aandacht vestigen op het zesde gebod: “Gij zult niet doden”. Zie ook “Efese 6, We hebben de strijd niet tegen vlees en bloed”:

Omdat momenteel landen elkaar beschuldigen van wie het eerste begon met het gelijk krijgen door middel van alles verwoestende bommen en granaten e.a. geweldsmiddelen. Mannen, vrouwen, kinderen en dieren sterven een vreselijke dood en overblijvenden blijven gewond en met een ontzettend verdriet hun verloren geliefde achter. Ook natuur en milleu lijden onherstelbare schaden.
Wij beseffen dat de mens, ondanks dat hij zich met alle kracht die in hem is zich wil houden aan de tien geboden die de mensen met God en elkaar in vrede kunnen doen leven, hij helaas geneigd is tot alle kwaad en genade door God en Jezus nodig hebben om dit doel te bereken. Dat weerhoudt ons niet elkaar en u op te roepen de tien geboden met al uw kracht te onderhouden. Ze zijn het hulpmiddel om de alles overheersende twee geboden te doen: God , Jezus en de naasten lief te hebben, hen te behandelen zoals uzelf behandeld wilt worden.
Wij hopen op uw bevestiging van het ontvangen van deze oproep.

Vriendelkijke groet en Gods zegen,

Piet Schreuder
Oudst gedecoreerde zondaar van Nederland


PRATEN EN SCHRIJVEN

PRATEN EN SCHRIJVEN

De lezer wordt voor het LEZEN van het volgende voldoende begrip en kennis gevraagd die ik zelf niet heb.
Toen ik geboren werd en het levenslicht zag, krijste ik het uit want ik schrok me kapot. Was dat nou die nieuwe wereld die me beloofd was! Ik moest wel met de grootste inspanning krijsen, want praten kon ik nog niet. En nog minder kon ik beschrijven van wat ik voelde en zag. Over de rand van mijn ledikantje verschenen, naar ik later hoorde, allemaal hoofden van buurvrouwen, ooms en tantes en kennissen
Mijn ouders probeerden mij woordjes en zinnen te leren, maar dat bleek onvoldoende om normaal met mijn medemensen te kunnen communiceren. Pas toen ik zes jaar was moest ik naar school waar mij behalve meer woordjes praten, vooral woordjes leerden lezen en nog erger, woordjes leerde schrijven, want wat gezegd wordt kan je niet altijd goed verstaan, maar ook niet goed onthouden. En als iets geschreven is kan je dat altijd nog eens nalezen. Dat is het bewijs van wat je hebt geschreven. Wat je zegt moet je op een bandrecorder opnemen om het later terug te horen. Maar zo’n apparaat is niet altijd bij de hand, zo bestaan er ruzies van “dat heb ik niet en dat heb ik wel gezegd”.
Wat je hebt geschreven staat vast en voor iedereen die er belang bij heeft te lezen.
Ik schrijf 15 oktober 2024, en nu iedereen een smarthphone (een slimme zaktelefoon) heeft met veel meer gemakken, en je niet wilt achter blijven, loopt men zelfs door en park op je eentje tegen die zaktelefoon te praten om afspraken te maken van wat je samen doen zult. Het was en is altijd beter zo’n besluit of afspraak in je zakagenda of e-mail op te schrijven om jou en de ander te bewijzen dat je dat besluit en die afspraak hebt genomen.
Natuurlijk, niets is volmaakt, maar schrijven geeft toch veel meer zekerheid in je keven dan praten. Jem moet het ene doen en het ander niet laten. Maar het zaktelefoontje is zo’n bewijs van modern zijn, dat er over de hele wereld in hoge en lage kringen spraakverwarring heerst. IJdelheid er ijdelheden, alles is ijdel. Leer toch maar weer schrijven. E-mail is niet voor niets uitevonden omm het je zo gemakkelijkm mogleijk te maken. Het is te hopen dat dit optimistisch idealisme is. Een schrijver wil gelezen worden!

 

 


DE IDEALIST

Een idealist wil zijn idee die zijn levensovertuiging werd, aan alle mensen bekend maken in de overtuiging en het geloof dat wanneer zij die aanvaarden en uitvoeren de wereld en het leven en de mens gelukkiger wordt.
Er zijn twee soorten idealisten: de pessimistische en de optimistische. De optimistische gelooft dat de mensen eens zullen inzien dat het de juiste methode is en die zullen gaan uitvoeren. De pessimist gelooft dat de mens er niet toe in staat is. Hij is weer een ervaring rijker.
Ik, Piet Schreuder, uw schrijver, was en is , ondanks al die bewijzen om pessimist te zijn, een gelovige overtuigde Christen, Zevende Dags Adventist, Esperantist, Socialist, Geheelonthouder, Lid Bewonerscommissie, Lid Elftalcommissie, Bestuurslid Vereniging Seniorenfietstochten, Leider Jeugdvereniging LEGOP, Lid JVO (Jeugdbond Voor Onthouding), AJV (Advent Jeugd Verbond, Lid van Kerk en Vrede, Ondersteuner en geabonneerd op de ttjdschriften van Natuur, Klimaat en Milieu en op nog meer dergelijke zaken die mijn steun  hebben.
De tijd houdt echter niet stil. Ik volg steeds meer de nieuwsberichten in bladen, op de computer en vooral na de radio de op televisie uitgezonden beschouwingen in de gespreksgroepen. Daarom kan en wil niet doof of blind zijn voor wat ik daar hoor en zie. In tegenstelling van wat ik eerder dacht, blijkt de mens in het algemeen niet toegankelijk voor het uitvoeren van de gewenste gedachten die overal worden aangeboden.
Voor het uitvoeren van welke goede gedachten ook, zijn de mensen daar ook in twee groepen te delen: de groep onverschilligen die wel zeggen dat de wereld zo naar zijn knoppen gaat, maar er zelf niets aan willen doen om dat te verhinderen, en de groep die de straat op gaat om te demonstreren tegen die slechte ideeën en voor die goede beginselen. Ik zie mijn vader nog lopen met een groep Eprantisten met hun vlag en gelegenheidsuniform in een jaarlijkse optoscht van vernigingen in Arnhem. Ik vond het een beetje potsierlijk en schaamde me voor mijn vaxder.
Maar de krachten die de ruzies en oorlogen veroorzaken zijn sterker, zodat er steeds nieuwe ruzies en oologen komen met milioenen doden. Hoe komt dat? De mens moet op een of andere manier besmet zijn van de onmogelijkheid de gewenst ideën en gedachen uit te voeren. Nog kort geleden kwam de pandemie (wereldwijde) geheimzinnige ziekte Coronagiep, die na het herstel van de besmette peesonen geestelijke ziekten achterlieten: alle nieusiensten en wetenschappeers stelden vast dat er nu de pandemieën paranoia (extrene wantrouwen jegens elkaar) Complottheorie (gevoel dat bepaalde overheden de macht over je ginen hebben), miscommunictie en nepniuws heersten. Het laatste wat bekend werd was de mogelijkheid dat er over de hele wereld overheden waren die in de mobiele telefoons konden mee kijken wat jij aan het doen was. Gedacht werd aan de Russen die naar men ontdekte spionnen in alle landen hebben.
Kortom, de mens is niet de baas over de natuur, het klimaat, het milieu, de geest van de mens en de wereldtoestand.
Is het en wonder dat de meeste mensen hun toevlucht zochten in het geloof dat er een God moest bestaan die wel die toestanden met Zijn plannen kon herstellen.
Als je weet hoe je het oudste boek ter wereld, de Bijbel, kan lezen, dan kan je toch optimist worden.


ANTIEMILITARISME

Hoe staat het met het antimilitarisne in de wereld en Nederland? Reinder Bruinsma schreef dat de meesten in Zuid Amerika gewoon in in het leger gingen.
In mijn tijd was ik lid van de JVO (Jeugdbond Voor Onnthouding), JVA (Jongeren Vredes Actie) van de antimilitariatische interkerkelijke Vereniging Kerk en Vrede. Allemaal dienstweigeraars. De JVO hield net als de AJV (Avent Jeugd Beweging) elk jaar het Jeugscongres (mert ruim 1000 jongens en meisjes tussen de 14 en 23 jaar) in het houten noodgebouw in Utrecht. Bij elke plaatselijke AJV jeugdvereniging was het gezellig discusiëren. JokeBoers en Vincente Duncan uit Ede gingen met Freddy Bailley en mij mee. Br.Vink was jeugdleider Nederland, Br. Eikelenboom (beiden atimilitarist) predikant Arnhem.
We schreven en ontmoetten elkaar vaker op jeugdbijenkomsten dan alleen op Sabbat. Zo waren jongens en meisjes uit Ede, Nijmegen en zelfs uit Amserdam wel eens in Anhem te gast.
Ze hadden elk hun week- of maandbladen.
Nu lijkt het door het gebruik van de smartfone met zijn piepkleine toetsenbord of iedereen een schrijfverbod heeft. Er is over de hele wereld miscommucatie en misverstand. Niemand weet meer hoe de ander denkt en doet of hij weet niet van voren dat hij van achteren leeft. Gelukkig merkt ik na de dienst dat jij ook daadwerkelijk antimilitarist bent net als Fred en ik dienst weierde. Jij moest daaromm in Het Rijksarchief werken, Frede in de gevangenis en ik 4 jaar
in de dw-kampen Onder de Waddendijk, Vledder, Swnderseveld,bij Hoogeveen en nog een wie de naam me ontschiet). Ook nog een half jaar l.l.verpleger in de Rijkspsychiatrische Inric
hting
vbel.
Tegenwoordig mis ik die jongeren met hun gesprekken over geloofszaken. Is men onverschillig en verdwijnen ze opeens? Word ik te oud daarvoor?. Je voelt je dan alleen in de kerk.


LEG-OP Jeugdcub Plattenburg 1945-1970

LEG OP Jeudclub Plattenburg 1945-1970

Leg op, leg op, leg er nog een schepje boven op (10x) vervolgens Hoog op de gele wagen rijd ik langs berg en dal, hoor ik de kleppers draven, luid klnikt het hoorngeschal, water en wouden en weiden, zo prachtig en wijd en zijd, ik kan van uw schoon haast niet scheiden, maar ’t gaat voorbij-ij voorbij (2x).
Met dit luidkeels gezongen lied uit de zangboek Jan Pierewiet, kondigde de Jeugd en wandelclub LEG-OP (Lichamelkijke En Geestelijke Ontwikkelingslub Plattenburg) om 8 uur ’s morgens het begin van hun wandeltocht door de omliggende bossen aan. De meisjes en jongens liepen in rijen van twee of drie en toonden trots dat zij hoe keurig gedisciplineerd
zij in rijen van twee of drie liepen.

De jeugdclub was door de jeugd van tussen 10 en 15 jaar zelf, met enige hulp van de ouders en wat vrijgezellen, opgericht. Het hoofdmotief was de natuurbeleving. Maar behehalve wandelclub was het ook een voetbalclub die mee ging doen aan de straatvoetbalcompetitie van Ome Joop Legerstee uit de binnenstad, die zijn vader de tweedehands boekenwinkel in de Nieuwstad had, op zijn raam stonden de uitslaen van die competitie. Ik was bevriend met Joop en kreeg door zijn ervaring allemaal tips. De competiewedstrijden werden gespeeld op het Ronde Weitje in Sonsbeek en Joop was de scheidsrechter. Hij wist nog niet dat roken schadelijk was en stierf veel te jong aan longkanker. Het gevolg was dat de competitie werd voortgezet op het speelveldje van Presikhaaf, de thuisbasis van Legop. Wim Troepee was de scheidsrechter. Bij afwezigheid deed Theo Bosveld van Vitesse dat. Hij werd later bekend bij de praatgroep op de tv over voetbal. Het speelveldje vóór het Esperantohuis was door de jongens en meisjes geégaliseerd.

Maar niet alleen wandelde en voetbalde Legop, een van de ouders, de smid Woudt aan de Schaapsdrift schonk zijn schuur als clubhuis. De kinderen kwam met oude tafels en stoelen en richtten die schuur in. Door de verschillende activiteiten als gymnastiek was dat niet genoeg. Tussen de oude en nieuwe huizen
atond een leeg accugebouwtje. Een buurtbewoner schonk die aan Legop. De leden namen ook daar huisraad mee en spelletjes, dam- schaakborden, een sjoebak en speelkaarten. Er was altijd wat te doen. En een buurvrouw zorgde voor een kopje thee of glaasje limonade. Rudie Bos werd pennigmeester en hield alle inkomsten en uigaven bij.

Jonan Monhemius die niet snugger genoeg was om de J uit te kunnen spreken en zich dus als Nonan voorstelde, werd toch het bekendste lid. Hij was een nieuwtjesjager die snel wist waar wat voor de club te halen viel. Bijna elke dag was hij bij mij aan de deur om dat te melden. Maar ik was op mijn drukkerijtje in Klarendal en mjn vader was tuidswerker maatkleermaken die of achter de naaimachine zat of me gekruisde beken op de kleermakerstafel zat. Die waren beide in de hoek van de slaapkamer boven. U begrijpt het al: Als moeder boodschappen deed moest hij steeds, als er werd gebeld, naar beneden om de deur open te doen. En wie stond daar vaak: Nonan.
Die bedrijvenheid werd dus een beetje lastig.
Maar Legop moest ook een clubblad hebben. En die taak was mij bedeeld. En daar was Nonan weer. Hij bracht het op Plattenburg rond.

Maar we zongen al: hetb gaat voorbij-ij, voorbij.

Piet


ESPERANTO

WERELDHULPTAAL ESPERANTO

Als de vanaf de Velperweg de Hoflaan opgaat, bovenaan 6 treden van de trap daar nog omoog gsat, 2 dwarsstraen passert en ook nog eens een trrapje van 4 treden bestijgt, dan kom je in d Vogelwijk. In het midden is de Valkstraat, klim daar ook nog een trspje van 4 treden op, dan sta je voor het kruidenierswinkeltje van Hupkes, toentertijd beheerd door Meneer en mevrouw Bockhoven die net het kindje Martine hadden gekregen. Rechts naast die winkel was nummer 8, en daar ben ik 29 jnuai 1925 geboren. Ik zie nog de hoofden van de buurvrouwen boven de rand van mijn wiegje verschijnen en hoorde hen zeggen: “Wat een lieve kleine aap hè”. Nu zouden ze zeggen: “Wat een grote …..”.
Ik wil alleen maar zeggen dat ik van hoge huize kom. Nog erger: mijn vader kwam uit Groningen en mijn moeder uit Frieland. Ik ben een afgezakte noorderling. Gronings is een dialect, Fries is een taal. Ik kan me wel voorstelen dat een Fries en een Groninger elkaar niet altijd verstonden en ruzie kregen, maar ik heb daar van mijn vader en moeder niet veel van gemerkt. Ze konden besrt op elkaar, met elkaar niet schieten, maar elkaar tastende vinden. Het resultaat ziet u hier.
Gronings spreken een dialet. Dat kunt u merken als u in plaats van de naam Adema Eddemè hoort en Jansma Jansmè, allemaal op ma eindigent, zoals de meeste dames ervaarden. Kent u nog een paar van die namen? Zo beginnen de meisjesnamen vaak met die ma: Madonna, Madelon, Marga, Marianne, Maja. Ik ken er minstens 15 met ma. Wie ken er nog meer met ma. Meestal kennen heren die. Een godsdientig volkje, want ik hoorde dat Ma van Maria afkomt, de moeder van Jezus.
Fries is een erkende taal. Butter brie en sise kes, wie det not sizze ken is gjin opjruchte Fries. Ze leren makkelijker Engels. Maar nu Esperanto bestaat leren ze die nog makkelijker, naar mijn moeder te oordelen.
De meeste Friezen spreken nu trouwens Nederlands, hoewel met een licht accent.

De Joodse Poolse tandtehnieker Lidjeli Zamenhof, die een doktersgraad had gehaald, had zijn praktijk aan de markt van Bièostock bij de grens van Polen, Oekraïene, Ruland en Duitsland. Hij zag en hoorde elke dag de kooplieden en hun klanten ruzie krijgen omdat ze elkaar niet verstonden
Er was al eens eerder een aparte wereldhulptaal daarvor te maken, het IDO, (afkorting van ïdee” waar eigenlijk alles mee begint). Maar dat was te ingewikkeld om dat al die te leren. Ook Zamenhof probeerde het, maar slaagde er in eerste instantie niet in, maar de tweede keer meende hij het met de eenvojudigste grammatica en internationale woorden en slechts 16 taalregels voor elkaar te hebben gekregen. Maar het bleef hopen dat de mensen het wilde leren. Daarom noemde hij die taal maar ESPERANTO. De Latinotaal zat al verweven in de Italiaanse, Spaanse en nog wat van die klankrijke talen, en hij gebruikte die in de Esperantotaal. En “espero” betekent “hoop”, en dat woord mag je eigenlijk voor elk soort geloof zetten. Hebt u tegelijk een woordje Eperanto geleerd en een beetje filosofie.
Nou ik toch bezig ben: Een Esperantist is natuurlijk iemand die hoopt en gelooft dat die taal door alle mensen van alle landen en talen gesproken zal worden, zoals Beethoven met zijn neende synfonie ons in Musis leerde jubelen “Alle mensen worden broeders” en Dvorak zijn 9e synfonie noemde “De Nieuwe Wereld”. Niet eigen volk eerst….. S
Tussen twee haakjes: esperi is het infinitief, esperis is “hoopte,(VT) esperas hoopt TT), espereos zal hopen (KT), esperus zou hopenVoorw.tijd) verleden tijd, Esperantist is iemand die hoopt, in dit geval, dat iedereen die taal leeert.
Zag u dat in de TT de a van vandaag zit, in de VT de i van gisteren, in de toekomende tijd de o van morgen. Gemakkelijk toch toch?
De i sprek je uit als ie, de v als w. Nog even en we kunnen met elkaar Esperanto spreken.

Maar het bleef hopen dat men die naast zijn moedertaal wilde leren. Zonder hoop geen gelooof, zoals op elk gebied, dus noemde hij die nieuwe wereldhulptaal Esperanto, want esperi betelkende hoop en anto de gebruiker van zowel die taal als voor de instelling van de gebruiker: hoop doet immers leven? Zonder hoop geen geloof, zonder geloof geen hoop. Maar belangrijker is de overtuiging dat als alle mensen waren zoals ik moest zijn, dan hadden we een betere wereld.

Ik was 8 jaar toen we in 1933 moesten verhuizen. Vogelwijk stond op instorten zei de woningstichting, en er was een nieuw gedeelte Plattenburg gebouwd. We kwamen in de Maria van Gelrestraat te wonen. Vogelwijk staat er trouwens nog….
Voortaan werden we ’s morgens om 6 uur uit bed gebeld met het geklingel van het belletje van het Mikssiehuuis aan de nu Oude Velperweg. Om 7 uur gingen de zeven verfschillende hoge fluittonen van de zeven wasserijen aan de Schaapsdrift bij de Velperbeek Spaan Coenders, Olderaan, Van Putten, Van Den Oever, wie kent die 3 anderen nog? En als dat nog niet genoeg was om ons wakker te krijgen, kregen we de alles oveheersende zware loeiende bromtoon om half 8 van de zijdefabriek ENKA (Eerste Nederlandse Kunstzijdefbriek Arnhem) te horen.
Die fabriek was een kadootje van Dr J.C. Hartogs, de uitvinder. Er zat ook ene administrateur in het bestuur, met de lange naam Ronald Holst van der Schayk, de vader van de dichteres Henriëtte Roland Holst van der Schayk. Zij was tegen het kapitalisme van haar vader en hinh het extreme sociale Anarcho Syndicalisme aan, net zoals mijn vader en de mensen in Catalonië die naar zelfstandigheid streefden. Die waren zojuist op het Nieuws met hun demonstraties. Mijn vader vertelde over een jongeman die zijn toespraken hield vanaf de Mont Jug boven Barcelona. In Nederland was Albert de Jong de voorvechter daarvan.
Het bleek idealisme, een niet te vervullen wens voor wereldverbetering voor de arbeiders. Henriëtte dichtte daarna: “Ik zal de halmen niet weer zien, noch dragen ooit de volle schoven, doch doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien”.
Mijn vader ontving elke week geestverwanten, zodat in ons huis voorturend felle discussies te horen waren. Mijn vader bevestigde elk door hem gebrachte punt met het slaan van de rug van zijn rechterhand op de palm van zijn linkerhand met de kreet: dat is de kwestie!!`.

Vanuit ons bovenraam zagen wij uit op de uitgestrekte weiden van broek en waterland met zijn beek, sloten en bredere weteringen, richting de IJssel, waren uigtermate geschikt voor het verrichten van heldendaden van ons, jongens. Degenen die probeerden over de wetering te springen, kwamen soms nat thuis.
Maar altijd met het uiterlijk van iemand die als held met een moddergevecht bezig was geweest. Van de wijk Presikhaaf was nog niets te zien. We zagen van daar eerst de IJsselbrug bij Westervoort de luht ingaan, beter gezegd in elkaar zakken, en een loaar minuten later de Rijnbrug. Wij zagen de luchtlanding bij Oosterbeek. Ik vergeet nooit die jongen wiens parachute niet open ging en hij om zijn as draaiende naar de grond stortte de dood tegemoet.

Dat was in het aangrenzende Park Presikhaaf wel anders. Ik klom met de latere juwelier Paul van Zeeland, daar boven het trapveldje, in een boom en moesten daar na veel aandringen van de wijkagent Dake uitkomen. Hij nam ons mee voor hem en zijn fiets uit, en de jongens die daar voetbalden gingen achter ons aan. Paul en ik werden elk in twee van de cellen achter het huis van Dake gezet voor dronken mannen. Maar nauwelijks zat Paul in zijn cel of hij begon erbarmelijk te roepen, moedér!!
Dat kon Dake niet aanhoren, zijn missie was voltooid. Wij zouden nooit meer in bomen klimmen. Hij liet ons vrij. Maar buiten stonden op de Schaapsdrift de voetballende jongens ons op te wachten. Met Paul en mij voorop gingen we in optocht door de wijk.
En dat allemaal naast het Esperanthuiis, la Esperantodomo, een prachtige villa, waar in het seizoen de groene vijfpuntige ster vlag uithing, waarvan iedereen nu zegt: schande dat die prachtige die schitterende villa is afgebroken. Elk sezoen kwamen uit talloze landen Esperantisten om daerdie taal te beoefenen. Omdat mijn ouders, zus en ik (ik was 12 jaar) die taal spraken en vlakbij woonden, zaten wij thuis vaak met mensen uit 4 vereschillende landen en talen om de tafel te eten en in één taalk te spreken.
Met de andere kinderen waren we kind aan huis in het Esperantohuis. Mijn vader was er ook steds te zien. Hij werd daar aangesproken door een dame die haastig vroeg: Sinjoro, cu vi scias aki la neceseo!!?? (Meneer, waar is hier de wc?) Mijn vacder antwoordde direct: Jes serte sinjorino, kum la angulo! (Ja zeker mevrouw, om de hoek!). Verdwenen was ze.

Ik had geen hersens om verder te leren en naar de ULO te gaan. Toen ik een vak probeerde te leren, was één daarvan zeeman op en couster, kustvaarder. Die lag aan de Ruyterkade in Amsterdam gemeerd. Ik was opeens een l.l.lichtmatroos. Een tocht ging van Amsterdam naar Engeland, vandaar naar Helsinki Finland. Ik had een lijstje Eperantisten die daar woonden gekregen. Hij woonde boven opp de berg waarop Helsinki is gebouwd. Daar deed een dame de deur open. Ik stelde me voor. Ze zei dat ze haar man naar de haven zou sturen. Ik vergaat het maar. DE volgende dag zaat ik in het combuis koffie te drinken, toen de bootsman kwam zeggen: Piet, er is iemand voor jou op het dek! Wat en wie is dat nou? Houden de 9 bemanningsleden me voor de gek omdat ik toch het vak niet leerde?
Ik toch naar die man toe, en toen kwam de hele bemanning om ons heen staan. Die domme Piet stond zomaar in een vreem de taal met een Fin te praten!!
Helaas degradeert dit verhaal zich tot idealisme, totnutoe onvervulde wens. Hoop deed leven. Geen hoop zonder gelkoof, geen geloof zonder hoop. En de wereld draaide door…..


ESPERANTO

WERELDHULPTAAL ESPERANTO

Als de vanaf de Velperweg de Hoflaan opgaat, bovenaan 6 treden van de trap daar nog omoog gsat, 2 dwarsstraen passert en ook nog eens een trrapje van 4 treden bestijgt, dan kom je in d Vogelwijk. In het midden is de Valkstraat, klim daar ook nog een trspje van 4 treden op, dan sta je voor het kruidenierswinkeltje van Hupkes, toentertijd beheerd door Meneer en mevrouw Bockhoven die net het kindje Martine hadden gekregen. Rechts naast die winkel was nummer 8, en daar ben ik 29 jnuai 1925 geboren. Ik zie nog de hoofden van de buurvrouwen boven de rand van mijn wiegje verschijnen en hoorde hen zeggen: “Wat een lieve kleine aap hè”. Nu zouden ze zeggen: “Wat een grote …..”.
Ik wil alleen maar zeggen dat ik van hoge huize kom. Nog erger: mijn vader kwam uit Groningen en mijn moeder uit Frieland. Ik ben een afgezakte noorderling. Gronings is een dialect, Fries is een taal. Ik kan me wel voorsteLlen dat een Friesin en een Groninger elkaar niet altijd verstonden en ruzie kregen, maar ik heb daar van mijn vader en moeder niet veel van gemerkt. Ze konden besrt op elkaar, met elkaar niet schieten, maar elkaar tastende vinden. Het resultaat ziet u hier.
Gronings spreken een dialet. Dat kunt u merken als u in plaats van de naam Adema Eddemè hoort en Jansma Jansmè, allemaal op ma eindigent, zoals de meeste dames ervaarden. Kent u nog een paar van die namen? Zo beginnen de meisjesnamen vaak met die ma: Madonna, Madelon, Marga, Marianne, Maja. Ik ken er minstens 15 met ma. Wie ken er nog meer met ma. Meestal kennen heren die. Een godsdientig volkje, want ik hoorde dat Ma van Maria afkomt, de moeder van Jezus.
Fries is een erkende taal. Butter brie en sise kes, wie det not sizze ken is gjin opjruchte Fries. Ze leren makkelijker Engels. Maar nu Esperanto bestaat leren ze die nog makkelijker, naar mijn moeder te oordelen.
De meeste Friezen spreken nu trouwens Nederlands, hoewel met een licht accent.

De Joodse Poolse tandtehnieker Lidjeli Zamenhof, die een doktersgraad had gehaald, had zijn praktijk aan de markt van Bièostock bij de grens van Polen, Oekraïene, Ruland en Duitsland. Hij zag en hoorde elke dag de kooplieden en hun klanten ruzie krijgen omdat ze elkaar niet verstonden
Er was al eens eerder een aparte wereldhulptaal daarvor te maken, het IDO, (afkorting van ïdee” waar eigenlijk alles mee begint). Maar dat was te ingewikkeld om dat al die te leren. Ook Zamenhof probeerde het, maar slaagde er in eerste instantie niet in, maar de tweede keer meende hij het met de eenvojudigste grammatica en internationale woorden en slechts 16 taalregels voor elkaar te hebben gekregen. Maar het bleef hopen dat de mensen het wilde leren. Daarom noemde hij die taal maar ESPERANTO. De Latinotaal zat al verweven in de Italiaanse, Spaanse en nog wat van die klankrijke talen, en hij gebruikte die in de Esperantotaal. En “espero” betekent “hoop”, en dat woord mag je eigenlijk voor elk soort geloof zetten. Hebt u tegelijk een woordje Eperanto geleerd en een beetje filosofie.
Nou ik toch bezig ben: Een Esperantist is natuurlijk iemand die hoopt en gelooft dat die taal door alle mensen van alle landen en talen gesproken zal worden, zoals Beethoven met zijn neende synfonie ons in Musis leerde jubelen “Alle mensen worden broeders” en Dvorak zijn 9e synfonie noemde “De Nieuwe Wereld”. Niet eigen volk eerst….. S
Tussen twee haakjes: esperi is het infinitief, esperis is “hoopte,(VT) esperas hoopt TT), espereos zal hopen (KT), esperus zou hopenVoorw.tijd) verleden tijd, Esperantist is iemand die hoopt, in dit geval, dat iedereen die taal leeert.
Zag u dat in de TT de a van vandaag zit, in de VT de i van gisteren, in de toekomende tijd de o van morgen. Gemakkelijk toch toch?
De i sprek je uit als ie, de v als w. Nog even en we kunnen met elkaar Esperanto spreken.

Maar het bleef hopen dat men die naast zijn moedertaal wilde leren. Zonder hoop geen gelooof, zoals op elk gebied, dus noemde hij die nieuwe wereldhulptaal Esperanto, want esperi betelkende hoop en anto de gebruiker van zowel die taal als voor de instelling van de gebruiker: hoop doet immers leven? Zonder hoop geen geloof, zonder geloof geen hoop. Maar belangrijker is de overtuiging dat als alle mensen waren zoals ik moest zijn, dan hadden we een betere wereld.

Ik was 8 jaar toen we in 1933 moesten verhuizen. Vogelwijk stond op instorten zei de woningstichting, en er was een nieuw gedeelte Plattenburg gebouwd. We kwamen in de Maria van Gelrestraat te wonen. Vogelwijk staat er trouwens nog….
Voortaan werden we ’s morgens om 6 uur uit bed gebeld met het geklingel van het belletje van het Mikssiehuuis aan de nu Oude Velperweg. Om 7 uur gingen de zeven verfschillende hoge fluittonen van de zeven wasserijen aan de Schaapsdrift bij de Velperbeek Spaan Coenders, Olderaan, Van Putten, Van Den Oever, wie kent die 3 anderen nog? En als dat nog niet genoeg was om ons wakker te krijgen, kregen we de alles oveheersende zware loeiende bromtoon om half 8 van de zijdefabriek ENKA (Eerste Nederlandse Kunstzijdefbriek Arnhem) te horen.
Die fabriek was een kadootje van Dr J.C. Hartogs, de uitvinder. Er zat ook ene administrateur in het bestuur, met de lange naam Ronald Holst van der Schayk, de vader van de dichteres Henriëtte Roland Holst van der Schayk. Zij was tegen het kapitalisme van haar vader en hinh het extreme sociale Anarcho Syndicalisme aan, net zoals mijn vader en de mensen in Catalonië die naar zelfstandigheid streefden. Die waren zojuist op het Nieuws met hun demonstraties. Mijn vader vertelde over een jongeman die zijn toespraken hield vanaf de Mont Jug boven Barcelona. In Nederland was Albert de Jong de voorvechter daarvan.
Het bleek idealisme, een niet te vervullen wens voor wereldverbetering voor de arbeiders. Henriëtte dichtte daarna: “Ik zal de halmen niet weer zien, noch dragen ooit de volle schoven, doch doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien”.
Mijn vader ontving elke week geestverwanten, zodat in ons huis voorturend felle discussies te horen waren. Mijn vader bevestigde elk door hem gebrachte punt met het slaan van de rug van zijn rechterhand op de palm van zijn linkerhand met de kreet: dat is de kwestie!!`.

Vanuit ons bovenraam zagen wij uit op de uitgestrekte weiden van broek en waterland met zijn beek, sloten en bredere weteringen, richting de IJssel, waren uigtermate geschikt voor het verrichten van heldendaden van ons, jongens. Degenen die probeerden over de wetering te springen, kwamen soms nat thuis.
Maar altijd met het uiterlijk van iemand die als held met een moddergevecht bezig was geweest. Van de wijk Presikhaaf was nog niets te zien. We zagen van daar eerst de IJsselbrug bij Westervoort de luht ingaan, beter gezegd in elkaar zakken, en een loaar minuten later de Rijnbrug. Wij zagen de luchtlanding bij Oosterbeek. Ik vergeet nooit die jongen wiens parachute niet open ging en hij om zijn as draaiende naar de grond stortte de dood tegemoet.

Dat was in het aangrenzende Park Presikhaaf wel anders. Ik klom met de latere juwelier Paul van Zeeland, daar boven het trapveldje, in een boom en moesten daar na veel aandringen van de wijkagent Dake uitkomen. Hij nam ons mee voor hem en zijn fiets uit, en de jongens die daar voetbalden gingen achter ons aan. Paul en ik werden elk in twee van de cellen achter het huis van Dake gezet voor dronken mannen. Maar nauwelijks zat Paul in zijn cel of hij begon erbarmelijk te roepen, moedér!!
Dat kon Dake niet aanhoren, zijn missie was voltooid. Wij zouden nooit meer in bomen klimmen. Hij liet ons vrij. Maar buiten stonden op de Schaapsdrift de voetballende jongens ons op te wachten. Met Paul en mij voorop gingen we in optocht door de wijk.
En dat allemaal naast het Esperanthuiis, la Esperantodomo, een prachtige villa, waar in het seizoen de groene vijfpuntige ster vlag uithing, waarvan iedereen nu zegt: schande dat die prachtige die schitterende villa is afgebroken. Elk sezoen kwamen uit talloze landen Esperantisten om daerdie taal te beoefenen. Omdat mijn ouders, zus en ik (ik was 12 jaar) die taal spraken en vlakbij woonden, zaten wij thuis vaak met mensen uit 4 vereschillende landen en talen om de tafel te eten en in één taalk te spreken.
Met de andere kinderen waren we kind aan huis in het Esperantohuis. Mijn vader was er ook steds te zien. Hij werd daar aangesproken door een dame die haastig vroeg: Sinjoro, cu vi scias aki la neceseo!!?? (Meneer, waar is hier de wc?) Mijn vacder antwoordde direct: Jes serte sinjorino, kum la angulo! (Ja zeker mevrouw, om de hoek!). Verdwenen was ze.

Ik had geen hersens om verder te leren en naar de ULO te gaan. Toen ik een vak probeerde te leren, was één daarvan zeeman op en couster, kustvaarder. Die lag aan de Ruyterkade in Amsterdam gemeerd. Ik was opeens een l.l.lichtmatroos. Een tocht ging van Amsterdam naar Engeland, vandaar naar Helsinki Finland. Ik had een lijstje Eperantisten die daar woonden gekregen. Hij woonde boven opp de berg waarop Helsinki is gebouwd. Daar deed een dame de deur open. Ik stelde me voor. Ze zei dat ze haar man naar de haven zou sturen. Ik vergaat het maar. DE volgende dag zaat ik in het combuis koffie te drinken, toen de bootsman kwam zeggen: Piet, er is iemand voor jou op het dek! Wat en wie is dat nou? Houden de 9 bemanningsleden me voor de gek omdat ik toch het vak niet leerde?
Ik toch naar die man toe, en toen kwam de hele bemanning om ons heen staan. Die domme Piet stond zomaar in een vreem de taal met een Fin te praten!!
Helaas degradeert dit verhaal zich tot idealisme, totnutoe onvervulde wens. Hoop deed leven. Geen hoop zonder gelkoof, geen geloof zonder hoop. En de wereld draaide door…..


Je miste

SCHRIJVEN kunnen-willen – hopend op antwoord. Wat helaas niet kwam. Dat is toch niet beleefd, terwijl ik hem als een vriendeljk mens ken die je nooit in je hemd laat staan. Google moet uitkomst brengen. En zie: het blijkt dat vele mensen die klacht hebben. Er worden nog al wat oorzaken genoemd. Eén daarvan wil verhelderend zijn: 1. Na de (wereldwijde) epidemie Corona kwam opeens de epidemie Paranoia, toen de epidemie Complotten, en 2. nu zijn we aangeland aan de des- of miscommunicatie, 3. daarna zal volgens de Bijbel de epiemie des- of mis-inormtie komen. Als je dat allemaal zet komen is het einde in zicht. Het is op die wijze een programma voor de wereldgeschiednis. Maar wat hebben wij nu aan die ‘wetenschap’? Als we daarin “geloven” (het kan niet anders), wat staat ons da te doen? We moeten nu eenmaal ‘communiceren’. Je leeft van het contact met je medemensen. ‘Co’ beteent ‘samen’. Je hebt mensen die door hun vak, bijvoorbeeld dokter, agent, voorlichter enz., verplicht zijn je te helpen.. Dus als je zo iemad niet kunt e-mailen, dan ga je hem bellen. Nu maar hopen dat de telefoonlijn niet uitvalt… Of dat je te horen krijgt: “Uw bericht is goed ontvangen en zal worden afgehandeld.” (vervolgens hoor je niets meer). Of “Er zijn nog tien wachtenden vóór U”. Maar e-mailen was zo goedkoop, snel en eenvoudig. Je hoeft geen papier, inkt, envelop en postzegel te kopen en niet naar de brievenbus te lopen. En nou die verdraaide e-mail zonder antwoord. Hij heeft mail wel onvangen. Ik google en lees dat tallozen dezelfde klacht hebben. Maar gelukkig ook de oorzaken worden vermeld. Oorzaken: Weerzin tegen “schrijven”: 1. Paranoia 2. Autist of Introvert zijn 3. Ontleest 4. Ongebruik taal 5. Privatie 6. Geen tijd 7. Niet weten hoe je gevoelens en gedachten kunt formuleren Het komt allemaal neer op onze verslaving aan tv en radio die onze nieuwsvoorziening en ontspanning levert. Tijdroof…. Er is één troost: Als we zo autist worden, dan blijkt uit een tv-film dat we een bijzondere tlent krijgen, bijvoorbeeld knstschilder, tekenaar, componist, musicus, cabaretier, enz.enz. De moeder van de kunst is oefening (baart kunst). Kan het nog?