GODS KRACHT LIGT IN MIJN ZWAAKHEID

Ik heb nog nooit een atooom met het blote oog gezien. Geleerden vermoedden dat die moest bestaan en gingen de materie vele malen vergroten en zagen dat atoom. Ze worstelden steeds meer met de vraag wat het oneindig kleinste is en wat het grootste is. Ze hadden geen hersens genoeg om het begrip oneindig te begrijpen. Wetenschap leek wel oneindig, dus ze wilden wel eens weten wat er gebeurde als ze dat atoom in twee delen gingen spltsen. Wat er toen gebeurde, weten we van de atoombommen op Hiroshimja en Nagasakie, die de mensen deed besluiten onmiddellijk de viandelijkheden te stak en vrede te tekenen. Men had de onogelijke kleine atoom ontdekt die de grootste kracht in zich had. We hoefden niet meer te geloven dat die kracht bestond.We wisten het nu. Het bestaan van die voor ons onzichtbare en onbegrijpelijke kleinsten hoefden we niet meer te geloven. Wij geloven ook in de oneindigheid van de ruimnte, ondanks dat we die niet kunnn zien of begrijpen. De allergrootste Macht die in die ruimte woont, kan ik niet zien of begrijpen. Maar door wat Hij doet gelloof ik in Hem.


ESPERANTO

WERELDHULPTAAL ESPERANTO

Als je vanaf de Velperweg de Hoflaan opgaat, bovenaan 6 treden van de trap daar nog omhoog gaat, 2 dwarsstraten passeert en ook nog eens een trapje van 4 treden bestijgt, dan kom je in de Vogelwijk. In het midden is de Valkstraat. Klim daar ook nog een trapje van 4 treden op, dan sta je voor het  kruidenierswinkeltje van Hupkes, toentertijd beheerd door meneer en mevrouw Bockhoven die net het kindje Martine hadden gekregen. Rechts naast die winkel was nummer 8, en daar ben ik 29 januari 1925 geboren. Ik zie nog de hoofden van de buurvrouwen boven de rand van mijn wiegje verschijnen en hoorde hen zeggen: “Wat een lieve kleine aap hè”. Nu zouden ze zeggen: “Wat een grote …..”.
Ik wil alleen maar zeggen dat ik van hoge huize om. Nog erger: mijn vader kwam uit Groningen en mijn moeder uit Frieland. Ik ben een afgezakte noorderling. Gronings is een dialect, Fries is een taal. Ik kan me wel voorstelen dat een Fries en een Groninger elkaar niet altijd verstonden en ruzie kregen, maar ik heb daar van mijn vader en moeder niet veel van gemerkt. Ze konden besrt op elkaar, met elkaar opschieten en elkaar tastende vinden. Het resultaat ziet u hier.
Gronings spreken een dialet. Dat kunt u merken als u in plaats van de naam Adema Eddemè hoort en Jansma Jansmè, allemaal op ma eindigend, zoals de meeste dames ervaarden. Kent u nog een paar van die namen? Zo beginnen de meisjesnamen vaak met die ma: Madonna, Madelon, Marga, Marianne, Maja. Ik ken er minstens 15 met ma. Wie ken er nog meer met ma. Meestal kennen heren die. Een godsdienstig volkje, want ik hoorde dat Ma van Maria afkomt, de moeder van Jezus.
Fries is een erkende taal. Butter brie en sise kes, wie det not sizze ken is gjin opjruchte Fries. Ze leren makkelijker Engels. Maar nu Esperanto bestaat leren ze die nog makkelijker, naar mijn moeder te oordelen.
De meeste Friezen spreken nu trouwens Nederlands, hoewel met een licht accent.

De Joodse Poolse tandtechnieker Lidjeli Zamenhof, die een doktersgraad had gehaald, had zijn praktijk aan de markt van Bièostock bij de grens van Polen, Oekraïne, Ruland en Duitsland. Hij zag en hoorde elke dag de kooplieden en hun klanten ruzie krijgen omdat ze elkaar niet verstonden
Er was al eens eerder een aparte wereldhulptaal daarvor te maken, het IDO, (afkorting van ïdee” waar eigenlijk alles mee begint). Maar dat was te ingewikkeld om dat al die te leren. Ook Zamenhof probeerde het, maar slaagde er in eerste instantie niet in, maar de tweede keer meende hij het met de eenvojudigste grammatica en internationale woorden en slechts 16 taalregels voor elkaar te hebben gekregen. Maar het bleef hopen dat de mensen het wilde leren. Daarom noemde hij die taal maar ESPERANTO. De Latinotaal zat al verweven in de Italiaanse, Spaanse en nog wat van die klankrijke talen, en hij gebruikte die in de Esperantotaal. En “espero” betekent “hoop”, en dat woord mag je eigenlijk voor elk soort geloof zetten. Hebt u tegelijk een woordje Eperanto geleerd en een beetje filosofie.
Nou ik toch bezig ben: Een Esperantist is natuurlijk iemand die hoopt en gelooft dat die taal door alle mensen van alle landen en talen gesproken zal worden, zoals Beethoven met zijn neende synfonie ons in Musis leerde jubelen “Alle mensen worden broeders” en Dvorak zijn 9e synfonie noemde “De Nieuwe Wereld”. Niet eigen volk eerst….. S
Tussen twee haakjes: esperi is het infinitief, esperis is “hoopte,(Verleden Tijd,  esperas hoopt Tegenwoordige  tijd), esperos zal hopen (Toekomende tijd), esperus zou hopen  )Voorw.tijd) verleden tijd, Esperantist is iemand die hoopt, in dit geval, dat iedereen die taal leert. Hij is tegelijk een idealist.
Zag u dat in de TT de a van vandaag zit, in de VT de i van gisteren, in de toekomende tijd de o van morgen. Gemakkelijk toch toch?
De i spreek je uit als ie, de v als w. Nog even en we kunnen met elkaar Esperanto spreken.

Maar het bleef hopen dat men die naast zijn moedertaal wilde leren. Zonder hoop geen gelooof, zoals op elk gebied, dus noemde hij die nieuwe wereldhulptaal Esperanto, want esperi betelkende hoop en anto de gebruiker van zowel die taal als voor de instelling van de gebruiker: hoop doet immers leven? Zonder hoop geen geloof, zonder geloof geen hoop. Maar belangrijker is de overtuiging dat als alle mensen waren zoals ik moest zijn, dan hadden we een betere wereld.

Ik was 8 jaar toen we in 1933 moesten verhuizen. Vogelwijk stond op instorten zei de woningstichting, en er was een nieuw gedeelte Plattenburg gebouwd. We kwamen in de Maria van Gelrestraat te wonen. Vogelwijk staat er trouwens nog….
Voortaan werden we ’s morgens om 6 uur uit bed gebeld met het geklingel van het belletje van het Mikssiehuuis aan de nu Oude Velperweg. Om 7 uur gingen de zeven verfschillende hoge fluittonen van de zeven wasserijen aan de Schaapsdrift bij de Velperbeek Spaan Coenders, Olderaan, Van Putten, Van Den Oever, wie kent die 3 anderen nog? En als dat nog niet genoeg was om ons wakker te krijgen, kregen we de alles oveheersende zware loeiende bromtoon om half 8 van de zijdefabriek ENKA (Eerste Nederlandse Kunstzijdefbriek Arnhem) te horen.
Die fabriek was een kadootje van Dr J.C. Hartogs, de uitvinder. Er zat ook ene administrateur in het bestuur, met de lange naam Ronald Holst van der Schayk, de vader van de dichteres Henriëtte Roland Holst van der Schayk. Zij was tegen het kapitalisme van haar vader en hinh het extreme sociale Anarcho Syndicalisme aan, net zoals mijn vader en de mensen in Catalonië die naar zelfstandigheid streefden. Die waren zojuist op het Nieuws met hun demonstraties. Mijn vader vertelde over een jongeman die zijn toespraken hield vanaf de Mont Jug boven Barcelona. In Nederland was Albert de Jong de voorvechter daarvan.
Het bleek idealisme, een niet te vervullen wens voor wereldverbetering voor de arbeiders. Henriëtte dichtte daarna: “Ik zal de halmen niet weer zien, noch dragen ooit de volle schoven, doch doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien”.
Mijn vader ontving elke week geestverwanten, zodat in ons huis voorturend felle discussies te horen waren. Mijn vader bevestigde elk door hem gebrachte punt met het slaan van de rug van zijn rechterhand op de palm van zijn linkerhand met de kreet: dat is de kwestie!!`.

Vanuit ons bovenraam zagen wij uit op de uitgestrekte weiden van broek en waterland met zijn beek, sloten en bredere weteringen, richting de IJssel, waren uigtermate geschikt voor het verrichten van heldendaden van ons, jongens. Degenen die probeerden over de wetering te springen, kwamen soms nat thuis.
Maar altijd met het uiterlijk van iemand die als held met een moddergevecht bezig was geweest. Van de wijk Presikhaaf was nog niets te zien. We zagen van daar eerst de IJsselbrug bij Westervoort de luht ingaan, beter gezegd in elkaar zakken, en een loaar minuten later de Rijnbrug. Wij zagen de luchtlanding bij Oosterbeek. Ik vergeet nooit die jongen wiens parachute niet open ging en hij om zijn as draaiende naar de grond stortte de dood tegemoet.

Dat was in het aangrenzende Park Presikhaaf wel anders. Ik klom met de latere juwelier Paul van Zeeland, daar boven het trapveldje, in een boom en moesten daar na veel aandringen van de wijkagent Dake uitkomen. Hij nam ons mee voor hem en zijn fiets uit, en de jongens die daar voetbalden gingen achter ons aan. Paul en ik werden elk in twee van de cellen achter het huis van Dake gezet voor dronken mannen. Maar nauwelijks zat Paul in zijn cel of hij begon erbarmelijk te roepen, moedér!!
Dat kon Dake niet aanhoren, zijn missie was voltooid. Wij zouden nooit meer in bomen klimmen. Hij liet ons vrij. Maar buiten stonden op de Schaapsdrift de voetballende jongens ons op te wachten. Met Paul en mij voorop gingen we in optocht door de wijk.
En dat allemaal naast het Esperanthuiis, la Esperantodomo, een prachtige villa, waar in het seizoen de groene vijfpuntige ster vlag uithing, waarvan iedereen nu zegt: schande dat die prachtige die schitterende villa is afgebroken. Elk sezoen kwamen uit talloze landen Esperantisten om daerdie taal te beoefenen. Omdat mijn ouders, zus en ik (ik was 12 jaar) die taal spraken en vlakbij woonden, zaten wij thuis vaak met mensen uit 4 vereschillende landen en talen om de tafel te eten en in één taalk te spreken.
Met de andere kinderen waren we kind aan huis in het Esperantohuis. Mijn vader was er ook steds te zien. Hij werd daar aangesproken door een dame die haastig vroeg: Sinjoro, cu vi scias aki la neceseo!!?? (Meneer, waar is hier de wc?) Mijn vacder antwoordde direct: Jes serte sinjorino, kum la angulo! (Ja zeker mevrouw, om de hoek!). Verdwenen was ze.

Ik had geen hersens om verder te leren en naar de ULO te gaan. Toen ik een vak probeerde te leren, was één daarvan zeeman op en couster, kustvaarder. Die lag aan de Ruyterkade in Amsterdam gemeerd. Ik was opeens een l.l.lichtmatroos. Een tocht ging van Amsterdam naar Engeland, vandaar naar Helsinki Finland. Ik had een lijstje Eperantisten die daar woonden gekregen. Hij woonde boven opp de berg waarop Helsinki is gebouwd. Daar deed een dame de deur open. Ik stelde me voor. Ze zei dat ze haar man naar de haven zou sturen. Ik vergaat het maar. DE volgende dag zaat ik in het combuis koffie te drinken, toen de bootsman kwam zeggen: Piet, er is iemand voor jou op het dek! Wat en wie is dat nou? Houden de 9 bemanningsleden me voor de gek omdat ik toch het vak niet leerde?
Ik toch naar die man toe, en toen kwam de hele bemanning om ons heen staan. Die domme Piet stond zomaar in een vreem de taal mnet en Fin te praten!!

 


PLATTENBURG

Plattenburg

Mijn leven werd op Plattenburg van morgen tot avond bepaald door bepaald door geluiden: Om half 7 klingelde het klokje vann het MISSIEHUUIS aan de Oude Velperweg, om 7 uur werden we nogn extra gewekt door de verschillende fluittonen van de 7 wasfabrieken aan de beek op Schaapsdrift. En als dat nog niet genoeg was om ons wakker te krijgen, kregen we de alles oveheersende zware bromtoon om half 8 van de zijdefabriek.
Die fabriek was een kadootje van Dr J.C. Hartogs, de uitvinder. Er zat ook ene administrateut in het bestuur, met de lange naam Ronald Holst van de Schayk, de vader van de dichteres Henriëtte Roland Holst van der Schayk. Zij was tegen het kapitalisme van haar vader en hinh het extreme sociale Anarcho Syndicalisme aan, net zoals mijn vader en de mensen in Catalonië die naar zelfstandigheid streefden. Die waren zojuist op het Nieuws met hun demonstraties. Mijn vader vertelde over een jongeman die zijn toespraken hield vanaf de Mont Jug boven Barcelona. In Nederland was Albert de Jong de voorvechter daarvan.
Het bleek idealisme, een niet te vervullen wens voor wereldverbetering voor de arbeiders. Henriëtte dichtte daarna: “Ik zal de halmen niet weer zien, noch dragen ooit de volle schoven, doch doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien”.
Mijn vader ontving elke week geestverwanten, zodat in ons huis voorturend felle discussies te horen waren. Mijn vader bevestigde elk door hem gebrachte punt met het slaan van de rug van zijn rechterhand op de palm van zijn linkerhand met de kreet: dat is de kwestie!!`.

De uitgestrekte weiden van broek en waterland met zijn beek, sloten en bredere weteringen, richting de IJSSEL, waren uitermate geschikt voor het verrichten van heldendaden van ons, jongens. Die probeerden over de wetering te springen, kwam soms nat thuis.
Maar altijd met het uiterlijk van iemand die met een moddergevecht bezig was geweest.
Dat was in het aangrenzende Park Presikhaaf wel anders. Ik klom met de latere juwelier Paul van Zeeland, daar boven het trapveldje, in een boom en moesten daar na veel aandringen van de wijkagent Dake uitkomen. Hij nam me mee, en de jongens die daar voetbalden gingen achter ons aan. Paul en ik werden elk in twee van de cellen achter het huis van Dake gezet voor dronken mannen. Maar nauwelijks zat Paul in zijn cel of hij begon erbarmelijk te roepen, moedér!!
Dat kon Dake niet aanhoren, zijn missie was voltooid. Wij zouden nooit meer in bomen klimmen. Hij liet ons vrij. Maar buiten stonden op de Schaapsdrift de voetballende jongens ons op te wachten. Met Paul en mij voorop gingen ze in optocht door de wijk.

 


Vrijwillig dientsweigeren

Dienstweigeren toevoeging werkkamp

Bij de koffietafel na de eredienst, vroeg ik Frans hoe zijn tijd daar hij de militaire dienst weigerde, was verlopen. Ik vermelde hem hoe dat in mijn tijd was.
Ik schreef hem daarna per e-mail uitgebreider daarover.
Nauwelijks had ik die e-mail verzonden of er schoten opeens zo maar bijzonderheden over het leven in het dienstweigeraarskamp , oftewel burgerdienstkamp, te binnen, die ik voor een betere indruk daarvan had moeten vermelden. Ook voor mezelf was een herinnering daarvan een bewust worden dat ik dit als herinnering aan dit stuk leven voor mij, met aa het eind een wonderlijke conclusie.
Alsnog.

De beschreven basis van de driehoek waaruit het kamp bestond, bestond rechts uit de woning en het kantoor van de door de regering aangestelde kampleider. Daarna kwam de ingang tot het kamp, en links daarvan de kantine voor een biljarttafel, een hapje en een drankje, ontmoetingsplaats, geschikt voor het houden van o.a. lezingen.
We kregen regelmatig bezoek van de voorzitter van de Doopsgezinde Vredesgrep, Cor Inja, een vaderfiguur die iedereen kende en toegankelijk was voor persoonlijke gesprekken. Hij was één van diegenen die lezingen hield.
Mijn kantoortje was aan het eind van de linker barak. Eén van de belevenissen daar beschreef ik reeds. Maar dat ik me daar bewust werd van wat ik eigenlijk met mijn leven deed, of liever “niet deed”, was een soort openbaring. Ik zei bijvoorbeeld eens in het algemeen: “We moesten in de kantine eigenlijk een wandkrant hebben”. En: hoe is het mogelijk: een van de jongens had die de volgende dag op de gewenst grote en plaats daar getimmerd!
Het deed mj denken aan wat ik zo gewoon werd gevonden: in Arnhem zei ik na de oorlog tegen de kinderen die daar op een veldje voetbalden, jullie moeten een jeugdclub oprichten. Die avond kwamen vijf kinderen aan mijn deur met het verzoek hun jeugdleider te worden. “Mooi niet” zei k. De volgende dag kwamen twintig kinderen aan mijn deur die ik beloofde erover te zullen nadenken. Natuurlijk kregen we toen de jeugdclub LEGOP (Lichaamljke en Geestelijke Ontwikkelingsclub Plattenburg).
De Jeugdleider van de binnenstad, Joop Legerstee, die op het Ronde Weitje in park Sonsbeek de straatvoetbal van de binnenstad organiseerde, kwam bij mij kijken. Toen hij stierf nam ik die over en breidde dat uit tot alle wijken in Arnhem. Ook die kregen een jeugdclub en kwamen alle in een competitie op ons veldje voetballen. Arie Welgraven uit Klarendal, vroegere klasgenoot, was de vaste scheidsrechter.
Om daar te komen moesten ze een onbewaakte spoorwegovergang over. Ik zie die jongetjes van Klarendal daar nog overheen hollen. Ik zei: onmiddeljk die overgang sluiten of veilig maken met door bomen bewaakte overgang. Het geschiedde binnen een week.
Ik zei: dat hobbelige veldje moet geëgaliseerd worden. De volgende dag kwamen de kinderen met schoppen, harken en kruiwagens, een enkeling met zijn vader. Ik hoefde niets te doen. Binnen een paar dagen was het geègaliseerd. Ik zelf had er geen schop voor in de grond gestoken.
Ik zei dat het door de oorlog vernielde park moest worden hersteld en dat de winkeliers van Arnhem dat moesten laten doen. Achter elk raam verschenen in kleur biljetten van A2-formaat (dubbel A4) met: “Wij willen met Wethouder BLOEMEN BOMEN PLANTEN” met vermelding bankrekeningnummer. Geloof het of geloof het niet, maar er werd direct door de gemeente een begin gemaakt met het herstel van het park. Ik mocht niet eens helpen. Ik stond erbij en keek ernaar. Ook nu mocht ik niet mee helpen. Nog sterker: ik werd verzocht op en bepaalde plaats in het park te komen, en nu kan iedereen op de wereld zin hoe ik daar een boom plantte met daarvoor een bordje met mijn naam. Ik had eens gezegd dat ik van lindebomen hield. Er werd alleen verzocht mee naar de laadbak van een auto te komen waar een jong volwassen boom lag, en aan de haken achter de chauffeurscabine te duwen en te trekken en zag die boom precies in het daarvoor bepaalde gat verdwijnen. Ook hier hoefde ik niets te doen, geen gat te graven of me vertillen aan een boom.

Is dit de afschuwelijke opschepperij met het gevoel “Ik deed het toch maar eventjes allemaal, hoewel op een geheimzinnige manier?”.
Ik wilde zeggen dat bidden om iets geen uiterlijk vertoon is, maar dat God ziet wat je nodig hebt en Hij alleen voorziet op een wonderbaarlijke nooit gedachte manier.
Ik had geen hersens genoeg om na mijn 14e jaar door te leren. Ik had ook voor geen elk vak ook enige aanleg. Ze vertelden alleen dat ik dat vak nooit zou leren.
Hoe ik dan daarna een gezin van vijf personen kon onderhouden en elk jaar een vakantie van drie weken kon bezorgen?
Misschien zijn deze ervaringen noodzakelijk dat wij beseffen dat jij of ik met al ons geploeter geen betere wereld kunnen maken. Alleen God doet dat door Jezus Christus.
Als alle mensen waren zoals ik moest zijn, hadden we een betere wereld.


Herdenking “bevrijding” Indië

HERDENKING BEVRIJDING INDIË

Donderdag 15 augustus ’s avonds om 10 voor 7 toch maar even naar de Sawa Belanda (rijstveldje Nederland) in parkje Sacre Couer naast mij gegaan. Er stonden al vijf auto’s onder de bomen. Aan de oever van de vijver voor de zes bankjes speelde een groepje van vijf musici een rustig muziekje; een koortje van acht zangeressen en één zanger zongen een slepend liedje, zich begeleidend met armbewegingen alsof ze een kindje wiegden.
Op en achter en voor vier van de bankjes in een halve kring zaten en stonden intussen ongeveer tweehonderd op Frans en Marianne gelijkenden elkaar hartelijk te begroeten of kennis te maken. Ik liep op het pad er langs en zette onder de boom daar mijn rollator op de rem en ging erop zitten in afwachting van de gebeurtenissen. Een wat oudere mnan die mij erg bekend voorkwam, kwam naar mij toe en heette mj welkom. Hij leek een ‘host’.
De twee bankjes aan het pad leven leeg en daartussen stond een microfoon opgesteld. Een meneer sprak een welkomkswoord en vertelde de bedoeling van de bijeenkomst. Ik weet nog niet de volgorde van de te herdenken vrijheid. Eerst Inië, daarna Nederlands Indië, toen Indonesië, daarna bezet door Japan en tenslotte dankzij twee atoomommen op Hiroshima en Nagasaky met ontelbare dodelijke slachtoffers, “de” bevrijding.
Er kwamen nog vier sprekers en een spreekster. Te zien hoe zij worstelden met het geluid van de microfoon, de dame gaf het voor gezien en ging niet achter maar vóór de microfoon staan, hopend op haar heldere stem. Allen oogsten een dankbaar applaus.
De ceremoniemeester vroeg en kreeg de twee minuten stilte. Daarna mochten mensen hun meegebrachte bloemen of bloemstukken leggen op de marmeren pagina, twee bij drie meter, waarvan er zeven om de vijver stonden, met ingebrande tekst van een verhaal in elk.
Toevallig zat ik er net naast om dat van dichtbij te aanschouwen. Het gebeurde allemaal in doodse stilte.
Toen werd tot mijn verbazing, het Wilhelmus gezongen en daarna het slotwoord gesproken. Aarzelend stonden de zittenden op en namen afscheid van hun oude en nieuwe bekenden.
Verscheiden kwam naar mij toe, en één vroeg mijn boek dat zij had, te signaleren. Nog meer belangstellenden naar mij volgden en… zie daar: Wallie, mede bezoeker Adventkerk. Met hem samen nog meer kennissen gemaakt. De oudere man die mij had verwelkomd nam nu afscheid van mij en zei dat hij mij kende van het gemeentehuis waar hij tegelijk met mij het lintje ontving. Hij had het speldje op, wat het bewijs was dat hij het lintje thuis had. Je moest het lintje na het overlijden inleveren, merkwaardig genoeg.
Wallie ging met mij mee naar huis voor een kop koffie. Wij vertelden elkaar onze ziektegeschiedenis in het licht van ons geloof, waar hij het nog wat moeilijk mee had. Ik zei dat hij niet besefte dat hij toch gelovig was.
Hij loste tegelijk even mijn raadsel op dat Frans een soort samenvatting was van Fredericus.
Mijn vader had met anderen ingestemd met de vaststelling dat het Indische volk als een zachtaardig volk bekend stond. Toen Wallie bij zonsondergang om negen uur vertrok, was deze vaststelling voor mij nog meer duidelijk.

Piet

 


DANKZIJ SERAJA IN MIJN WEBLOG

GODS KRACHT

LIGT IN MIJN ZWAAKHEID

Ik heb nog nooit een atoom met het blote oog gezien. Geleerden vermoedden dat die moest bestaan en gingen de materie vele malen vergroten en zagen dat atoom. Ze worstelden steeds meer met de vraag wat het oneindig kleinste is en wat het grootste is. Ze hadden geen hersens genoeg om het begrip oneindig te begrijpen.
Wetenschap leek wel oneindig, dus ze wilden wel eens weten wat er gebeurde als ze dat atoom in twee delen gingen splitsen.
Wat er toen gebeurde, weten we van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, die de mensen deed besluiten onmiddellijk de vijandelijkheden te staken en vrede te tekenen.
Men had de onogelijke kleine atoom ontdekt die de grootste kracht in zich had.
We hoefden niet meer te geloven dat die kracht bestond, we `wisten` het nu.
Het bestaan van die voor ons onzichtbare en onbegrijpelijke kleinsten hoefden we niet meer te geloven. Wij geloven ook in de oneindigheid van de ruimte, ondanks dat we die niet kunnen zien of begrijpen.
De allergrootste Macht die in die ruimte woont, kan ik niet zien of begrijpen. Maar door wat Hij deed en doet geloof ik in Hem.

WAT EEN KLEINE LETTER VOOR VERDANA 16 PTS


WIJSHEID

WIJSHEID

Van vragen word je wijs. Ook als er geen antwoord komt?
Wie was er het eerst, de kip of het ei? Daar kan je heerlijk over redetwisten. God is de Schepper van al wat is en leeft, dus ook van het ei. Maar dat moest worden uitgebroed, dus schiep Hij de kip.
Het is net zoals met de verschijnselen van de eindtijd. De meesten die daarover worden gevraagd, zeggen het zal mkjn tijd wel duren, ik zal het wel zien. Mits zei iet horen tot de ontkenners, die zeggen dat het allemaal maar bangmakerij is van complottisten om jou onder hun macht te brengen, dus niet waar.
Maar de bossen, die de stikstof moeten neutraliseren en ons zuurstof moeten geven, branden meer en meer af en de hitte wordt steeds groter en wereldverspreider, waardoor er grotere droogte komt die ons groen sneller doet verbranden.

Wat blijft er over van de voorspelling dat de wereld eenmaal vergaan zijnde door water (de zondvloed) en tenslotte zal vergaan door vuur? Meer geloofwaardig worden bevonden?
God heeft dat in de Bijbel voorspeld. Dus God bestaat. Als Hij alle macht over hemel, aarde, mens en dier heeft, waarom zou hij dan niet die voorspelling teniet doen en zich alleen aan die voorspelling houden die zegt: “Zie, Ik schep een nieuwe hemel en aarde waarin gerechtigheid woont”.
Met Zijn macht kan hij ook het geloof van de mensen veranderen die zeggen, dat je pas gelukkiger word als je in geweld gelooft waarmee je de vijand moet vernietigen. Israel en Hamas en Rusland en Oekraïne moeten elkaar dus vernietigen ten koste van miljoenen mensenlevens, kinderen en ouden van dagen. En wie voert dat vernietigen uit? Wie maken die wapens daarvoor? De burgers van die landen.

Ik moest in mijn 19e jaar opkomen voor militaire dienst. Eerst me in de Weimarkazerne laten inschrijven, daarna me gezond laten keuren. Ik zag een groot aantal jongens in de kazerne om zich in te laten schrijven. Ik zei tegen één van hen dat ik de dienst weigerde. Er kwamen steeds meer jongens naar me toe om me de hand te drukken en zeiden ïk wou dat ik het look durfde”. Ik zei dat het geen kwestie was van durven maar van gehoorzamen. De wet van de regering gehoorzamen of de wet van God dat in het zesde gebod zegt: “Gij zult niet doden”?
Toen ik werd binnen geroepen zaten vijf officieren voor me aan een lange tafel. Ze ondervroegen me en noteerden de antwoorden. Omdat zij van mij een niet verwacht antwoord kregen, vroegen zij om de beurt steeds meer naar mijn motieven. Op het laatst wist ik geen antwoord op de vraag of ik mijn moeder die werd aangerand niet met geweld zou verdedigen. Ik zei toch dat de wet van God de juiste was en moest worden gehoorzaamd, hoe onlogisch dat ook leek. Ik was moedeloos over het door hen niet aanvaarden ervan en mijn onvermogen mijn standpunt goed te verdedigen. Het enige wat er te zeggen viel was dat ik hoopte dat God mij in dat geval zal ingeven wat ik doen moet.
Een paar dagen later ontving ik het antwoord van het Ministerie van Oorlog in Den Haag. Ik moest daar mij verantwoorden. Na een korte ondervraging kreeg ik de mededeling dat ik een brief zou ontvangen met een oproep mij in het werkverschaffingskamp Vledder in Drenthe moest melden voor de tewerkstelling daar. Met honderd andere jongens daar en in andere werkkampen deed ik o.a. oogstwerkzaamheden voor de boeren, het bosonderhoud voor het Rijk, en als leerlingverpleger in de Rijkspsychiatrische Inrichting te Woensel. De mooiste vier jaren van mijn leven. Daarna had ik geen moeite werk te vinden voor mijn onderhoud.


Je miste

SCHRIJVEN kunnen-willen – hopend op antwoord. Wat helaas niet kwam. Dat is toch niet beleefd, terwijl ik hem als een vriendeljk mens ken die je nooit in je hemd laat staan. Google moet uitkomst brengen. En zie: het blijkt dat vele mensen die klacht hebben. Er worden nog al wat oorzaken genoemd. Eén daarvan wil verhelderend zijn: 1. Na de (wereldwijde) epidemie Corona kwam opeens de epidemie Paranoia, toen de epidemie Complotten, en 2. nu zijn we aangeland aan de des- of miscommunicatie, 3. daarna zal volgens de Bijbel de epiemie des- of mis-inormtie komen. Als je dat allemaal zet komen is het einde in zicht. Het is op die wijze een programma voor de wereldgeschiednis. Maar wat hebben wij nu aan die ‘wetenschap’? Als we daarin “geloven” (het kan niet anders), wat staat ons da te doen? We moeten nu eenmaal ‘communiceren’. Je leeft van het contact met je medemensen. ‘Co’ beteent ‘samen’. Je hebt mensen die door hun vak, bijvoorbeeld dokter, agent, voorlichter enz., verplicht zijn je te helpen.. Dus als je zo iemad niet kunt e-mailen, dan ga je hem bellen. Nu maar hopen dat de telefoonlijn niet uitvalt… Of dat je te horen krijgt: “Uw bericht is goed ontvangen en zal worden afgehandeld.” (vervolgens hoor je niets meer). Of “Er zijn nog tien wachtenden vóór U”. Maar e-mailen was zo goedkoop, snel en eenvoudig. Je hoeft geen papier, inkt, envelop en postzegel te kopen en niet naar de brievenbus te lopen. En nou die verdraaide e-mail zonder antwoord. Hij heeft mail wel onvangen. Ik google en lees dat tallozen dezelfde klacht hebben. Maar gelukkig ook de oorzaken worden vermeld. Oorzaken: Weerzin tegen “schrijven”: 1. Paranoia 2. Autist of Introvert zijn 3. Ontleest 4. Ongebruik taal 5. Privatie 6. Geen tijd 7. Niet weten hoe je gevoelens en gedachten kunt formuleren Het komt allemaal neer op onze verslaving aan tv en radio die onze nieuwsvoorziening en ontspanning levert. Tijdroof…. Er is één troost: Als we zo autist worden, dan blijkt uit een tv-film dat we een bijzondere tlent krijgen, bijvoorbeeld knstschilder, tekenaar, componist, musicus, cabaretier, enz.enz. De moeder van de kunst is oefening (baart kunst). Kan het nog?